Chris Goethuys : “…Symbolen of zinnebeelden trekken wellicht minder onze aandacht dan dat voor onze voorouders het geval was alhoewel ze nog overal in grote getalen aanwezig zijn… ze zijn zelfs ouder dan het letterschrift. Ze maken deel uit van een bepaald cultureel gegeven wat zich uitstrekte van België, Nederland, Frankrijk en Duitsland tot zelfs Litouwen.
Deze symbolen zijn bedoeld om te communiceren met een onbekende, onzichtbare wereld waarvan men dacht dat deze in staat was heil of onheil rond woningen, boerderijen enz. te brengen of af te wenden.
Hieronder een greep uit de nog zichtbare symbolen in onze beide dorpen Meensel en Kiezegem die maar een beperkt aantal vertegenwoordigd van de diversiteit aan symbolen die her en der in onze streek opduiken. Een interessant onderwerp dat de betekenis van de symboliek nog eens in het daglicht zet zodat het niet verloren gaat…”
Categoriearchief: Folkore
Den Toteman
Vooral in de stamkroeg kreeg hij elk jaar zo rond eind november de traditionele belangstelling . De kroegbaas begon zijn trouwe tooghangers reeds aan te spreken en hen ” warm” te maken om in de aanstaande kerstperiode,vooral rond 21 december en zeker op kerstavond het gezellig te maken en… ‘meedoen voor den toteman’
Er werd dan zo talrijk mogelijk deelgenomen aan het bijhorend kaartspel. Er waren toen heel wat meer café ‘s en herbergen zodat de cafébazen heel wat moeite moesten doen om zoveel mogelijk “totemannen ” over de vloer te krijgen. Elke kaartspeler (ook voor één keer toteman genoemd) kon bij het einde van het spel zijn “toteman”als prijs overhandigd krijgen,in grootte naargelang de gewonnen slagen in hetkaartspel.
De “toteman ” was een soort gebak dat veel weg heeft van een ingebusseld kerstekind :het heeft de vorm van een romp met aan de top een verbrede verdikking als hoofd en aan de overzijde een verhoogde verdikking als voetjes.
De verhoogde verdikking kreeg het uitzicht van een hoofd dankzij versieringen aangebracht door middel van krenten,noten,gedroogde vruchten.
Het was vooral de cafébazin die hier rijkelijk haar fantasie kon laten gaan bij het voorafgaand bakken.
Hoe beter de reputatie van het café ,hoe beter de “totemannen” in hun glorie aangeboden werden.
De aangehaalde broodvorm met twee vervormde uiteinden bestond reeds in de voor-christelijke tijd toen brood in vorm van dier of kind als offer naar de goden ging .Zulke offer werden opgedragen bij de seizoenwissels (hier 21 december).
Bij de christianisering ging de gelijkenis over in de vorm van een ingebusseld kerstekind .
De formaten van de “toteman” gaan van honderd gram tot twee kilogram .
De “toteman” wordt gemaakt als koekebrood van rijk deeg met krenten en noten .
In de 17 de eeuw bestond er een traditie dat peters en meters een toteman als kerstgeschenk of nieuwjaarscadeau aan de kinderen gaven,versierd met geldstukken.
In de middeleeuwen kreeg elke “meerdere” traditioneel een toteman cadeau :bv de pastoors kregen het van de parochieanen
De toteman van toen….was wellicht de aanloop tot ,en doet ons denken aan
*het gebruik van kerst en nieuwjaarscadeautjes geven
*het nieuwjaargeld van peter en meter
*de verre voorloper van de huidige kersttronkgebakjes
*het gezellige en rijkelijke kerstdiner
Betekenisvolle uitspraken :
over een wispelturig man zegt men ” ‘t is ‘n toteman “
iemand met “veel” gezichten is een totentrekker
iemand op zijne toot geven… is iemand een vuistslag geven
Wie de totemannen bakte zorgde met de krapseling van de moule(?) voor de kwak
De kwak was de laatste prijs in het aangehaalde kaartspel, uiteraard de minst begeerde.
De kwak was als ‘t ware een misbaksel van een “toteman”.
De kwak was de sukkel , de sul ,de bef van de historie.
Een kwak is een restje drank of eten.
De ‘nekkers’
Temeer daar men deze vrij vlug in verband brengt met de “dwaallichten”.
(In boeken van Ernest Claes is er ook sprake van dwaallichten in de Zichemse beemden)
De dwaallichten werden uitgezet door de nekkers om de mensen te doen verdwalen, de weg te den verliezen, op de sukkel te raken en in paniekerige toestanden terecht te komen.
De meest griezelige verhalen werden opgedist door de grappenmakers. Het kwam er op aan de mensen die licht gelovig waren schrik aan te jagen en ze een paar slapeloze nachten te bezorgen.
Hoe de vork aan de steel zat ?
In vochtige beemden, moerassige landen en langs beekgrachten kon men bij ideale omstandigheden wel eens een soort van glimwormpjes ontdekken.
Wie zich hiertoe aangetrokken voelde en de aandacht op smalle paadjes en oversteekplaatsen aldus mistte, maakte onvermijdelijk grote kans in het snelstromende water van de neckerspoelbeek terecht te komen en er met de nodige moeilijkheden trachten uit te komen.
De vochtige omgeving van deze laag-gelegen beemden maakten dat het er meestal mistig aan toe ging en dat er tijdens vriesperiodes erg berijmde bomen en heesters akelige spookgedaanten aannamen in de maan-beschenen winterlucht. Ideale omstandigheden voor op hol geslagen fantasiën.
Carnaval
Vooral omdat Tienen zijn wekelijkse marktdag had op dinsdag en er een zekere trek was naar deze stad omwille van de vrij gemakkelijke verbinding met de tram.
Maandag van carnaval was het “massele maandag “.Kinderen trachten mekaar te “masselen” een dialectwoord voor iemand zwart of vuil maken bv met schoensmeer of roet.
Dit spelletje groeide uit tot een verkleedpartij waarbij andermaal op bedeltocht werd gegaan en waarbij vooral lekkernijen aangeboden werden .Het werd achteraf een gegeerde smulpartij immers vanag aswoensdag begon de jaarlijkse vastentijd en dan was het gedaan met snoepen en smullen.
’t Boekhouts Veuleke
Kinderen worden van de zandkuilen gehouden door hun de gevreesde ontmoeting met dit spookerige gedrocht voor te stellen.
Wat is er eigenlijk van dit veulen ?
De zanderige ondergrond was mede oorzaak van onvruchtbare grond :de omgeving was dus rijkelijk en dicht begroeid met kreupelhout, hier en daar enige open plekken met heide, diep-uitgespoelde grachten, uitgekalfde bermen, bomen die schuin en schots over de weg hingen, een bijna ontoegankelijke kasseiweg wegens uitgezakte en weggespoelde straatstenen.
’t Had meer van het einde van de bewoonde wereld. Op deze hoogvlakte van 92 meter boven zee was er aanhoudend beweging in bos en struik wegens de wind. In Kiezegem noemden ze dat “een trekgat”-een plaats waar altijd windtocht was.
Al dat gezwiep van takken en bomen bracht meteen de fantasiën op hol.
Vandaar ook dat de legende erg aansloeg.
In het bos op het Boekhout zou voor jaren een eenzame vrek hebben geleefd.
Op zekere dag heeft men hem teruggevonden opgehangen aan een boom in duistere omstandigheden.
Een onopgelost raadsel kwestie van hoe het is kunnen gebeuren -het leek meer een sensatievolle moord.
Men heeft hem daar terplekke begraven maar niemand weet nog waar precies:
was het nu ja dan nee grondgebied Meensel, Binkom, Attenrode of Kiezegem.
Feit is dat de ziel van de vrek is teruggekomen onder vorm van een briesend veulen dat nog alle nachten ronddraaft op zoek naar de plaats waar eens de vrek heeft gewoond.
Tooghangers die ietwat aangeschoten én laat huistoe trokken vanuit de naburige gemeenten hadden de meeste kansen om “iets” te zien of te horen.
Er wordt verteld dat het veulen op de achterste poten al briesend de mensen achterna liep.
Af en toe werd er iemand verplicht de voorpoten op de schouders te dulden.
(Heeft dit niet te maken met verhalen over de weerwolven)
Blijkbaar kwam het er op aan late voorbijgangers bang te maken.
(Bron: Guy Hendrickx)